

|
De honingbijen
|
Honingbijen
worden steeds meer in kunstmatige kasten of korven gehouden, zodat de
honing kan worden verzameld zonder de dieren schade te berokkenen. Het
volk van de bijen wordt opgedeeld in 3: de grote koningin, de darren (=
mannetjes die de koningin moeten bevruchten) en de werkbijen. Deze
vrouwtjes maken honing en verdedigen de korf met hun angels.
Het is wel leuk om deze dieren te bekijken. Als het warm is, gaan ze met
hun vleugels wuiven om de korf af te koelen. En als een bij ergens
voedsel heeft gevonden, doet ze een bepaalde dans om te laten weten aan
de andere bijen waar dat voedsel is.
Koningin
In
elke bijenkorf is er een koninging. En zoals dat woord het zegt, is zij
de leidster van het bijenvolk. Dat volk bestaat uit ongeveer 50 000
werksters en 300 darren.
De
werksters moeten voedsel te verzamelen en de larven voeden. Eerst moet
de werkster de jonge larven verzorgen. Daarna helpt ze mee met het
bouwen en repareren van de raatcellen waarin de larven worden
grootgebracht en waarin het voedsel is opgeslagen. Als ze tussen de 12
en 21 dagen oud is, neemt ze de nectar en het stuifmeel van de
voedselhalende bijen in ontvangst en bergt ze deze op in de raatcellen.
Als de werkster 3 weken oud is, gaat ze er zelf op uit om voedsel voor
de kolonie te verzamelen. Dat werk is zo vermoeiend dat ze meestal al na
2 tot 3 weken van uitputting sterft.
De
darren zijn de mannetjesbijen en zij moeten de koningin bevruchten. De
koningin moet zorgen dat alle leden van het volk goed samenwerken en dat
er op tijd en stond nieuwe bijen worden geboren. Zij is immers de enige
die eieren kan leggen!
|
Een dar,
mannetjesbij. |
 |
Een
koninginnebij. |
Honing
Bijen zoeken nectar en stuifmeel in bloemen, maar niet alle bijen kunnen
er honing van maken! Dat kunnen alleen de honingbijen! Ze hebben
daarvoor een speciale honingblaas waarin de nectar wordt omgezet in
honing.
Die honing dient voor het eten in de winter! Ze bewaren deze honing in
raatcellen.
Je
hebt al zeker gehoord van een imker, dat is een persoon die bijen houdt.
Wel, een imker haalt de honing uit de raten. Maar hij moet er dan wel
voor zorgen dat de bijen in de winter eten hebben. Want hij neemt al hun
voedsel voor de winter af! Daarom geeft de imker bijvoorbeeld
suikerwater.
 |
Een achterpoot
van een werkster met de "borstels" voor het verzamelen van het
stuifmeel. |
 |
Een achterpoot
van een werkster na het verzamelen van stuifmeel. |
 |
Raatcellen waarin
de honing wordt opgeslagen. |
De geschiedenis van
bijen
geschiedenis
Vooraleer de mens op de aarde verscheen, waren er reeds bijen. Dit weten
we uit de afdrukken van bijen die in gesteenten van het Tertiair (25
miljoen jaar geleden) teruggevonden werden. De eerste honingrover was de
beer. Met dit dier als voorbeeld trok de voorhistorische mens weldra op
honingjacht. De oudste tekeningen over honingrover dateren van ongeveer
12.000 jaren voor Christus (gevonden in de buurt van Valencia - Spanje).
De Egyptische dynastieën lieten ons eveneens tal van geschriften na.
Honing en bijenwas werd toen reeds als geneesmiddel aangewend. Bijenwas
werd ook gebruikt voor het vervaardigen van schrijftafels en bij het
balsemen van de doden.
Beschavingen rond de Middellandse Zee
Ook de Perzen en de Grieken kenden de bijenteelt. In die tijd werden
bijen als rijkdom beschouwd. De Romeinen waren de eersten die echt
bijenstanden hadden en ook honingmarkten hielden. Zowat 300 j.v.Chr.
beschrijft Aristoteles in zijn "historia animalum" het leven van de
bijen. Hij kende het bestaan van de koningin, de darren en de werksters.
Hij wist ook al iets af van de werkverdeling onder het volk : dat er
jonge bijen zijn en wachters. Hij kende ook de vijanden van de bijen :
de wasmotten, de horzels en de insectenetende vogels. De Bijbel, de
joodse Talmoed en de Koran schenken eveneens bijzondere aandacht aan de
bijen (het land van melk en honing).
Middeleeuwen
In die tijd was het vooral Karel De Grote die de bijenteelt gunstig
beïnvloedde. Hij vaardigde wetten uit die de bijenteelt moesten helpen
beschermen. Honing en bijenwas dienden voor het betalen van belastingen.
De bijenteelt kende dan ook een grote bloei. Het was toen dat de eerste
bijengilden ontstonden. Deze bloei hield aan tot in het midden van de
16de eeuw, ogenblik van de ontdekking van Amerika. Men begon rietsuiker
in te voeren. Ook vond men vervangingsproducten voor bijenwas als
grondstof voor kaarsen.
Renaissance, de 17de en 18de eeuw
De ontdekkingen volgen elkaar snel op. Mede door de ontdekking van de
microscoop ontdekte de Nederlander SWAMMENDAM dat de koningin
eierstokken heeft en ontdekte men de spermatozoïden van de dar. In 1772
kwam men tot de bevinding dat de bijen door, celvergroting, een koningin
uit een gewone laarve kunnen kweken. De Zwitser HUBER wordt aanzien als
de ontdekker van de wasklieren en eveneens van het feit dat de koningin
al vliegend bevrucht wordt.
19de eeuw
In 1845 ontdekt men de parthenogenesis of ongeslachtelijkevoortplanting
van de darren. Dan kwam plots midden de 19de eeuw de grote omwenteling.
Men ontdekte het losse raam, zodat het niet meer nodig was de raten uit
de bijenkorf te snijden.
20ste eeuw
In onze eeuw ontdekte men o.a. de bijenparasiet die de zo gevreesde
Nosema-ziekte verwekt, de vuilbroedparasiet, de arbeidsverdeling in de
bijenkolonie en doet men belangrijke vaststellingen omtrent de zintuigen
van de bijen en hun communicatiemiddelen : de bijentaal. Tot op heden
zijn duizenden wetenschappers bezig met de studie en het onderzoek van
wat men "het meest onderzochte en beschreven dier ter wereld" mag
noemen. Recentelijk wordt de bijenteelt geconfronteerd met een
vooralsnog onuitroeibare parasitaire ziekte : de Varroase.
Geschreven door Ifra.
|